In mei namen collega’s Vera Huijgens en Insa Männel in Stockholm deel aan de full-network bijeenkomst van de European Network on the Administrative Approach (ENAA), een organisatie met als doel het stimuleren en faciliteren van een netwerk op het gebied van de bestuurlijke aanpak tegen ondermijnende criminaliteit. Het netwerk ontwikkelde zich tot een netwerk van ‘National Contact Points’, die in hun land verbinding kunnen leggen met bevoegde handhavingsinstanties, overheden, bestuurlijke instanties en academici. Aanwezig bij de bijeenkomst waren naast het EURIEC bijna alle National Contact Points, en een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en het EUROPOL.
Het EURIEC gaf met een presentatie over de bevindingen van vier jaar grensoverschrijdende informatie-uitwisseling voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit een kort inkijkje in de leerpunten uit de praktijk. Het EURIEC is immers de enige trilaterale voorziening binnen Europa waar ondersteuning in grensoverschrijdende bestuurlijke casuïstiek wordt geleverd. Dit levert de nodige kennis en ervaring op. Enerzijds over de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden van informatie-uitwisseling, anderzijds over andere zaken met betrekking tot samenwerken en informatie-uitwisseling: verschil in vaktermen, bevoegdheden, taal en cultuur.
Dergelijke periodieke netwerkbijeenkomsten zijn van groot belang, omdat ze de samenwerking tussen de lidstaten vergemakkelijken en de lidstaten hier van elkaar kunnen leren. Zo kan er op een laagdrempelige manier kennis en ervaring uitgewisseld worden, waardoor later gemakkelijker de telefoon wordt gepakt of een digitale meeting wordt belegd om verder te leren. In dit netwerk worden ook zaken besproken die nog verder onderzocht of uitgewerkt moeten worden. Behalve de leerpunten die het EURIEC met alle lidstaten deelde, hebben we ook aangegeven welke stappen er ons inziens nog gezet moeten worden om de grensoverschrijdende informatie-uitwisseling een stapje verder te brengen.
Een belangrijke les is dat de term ‘bestuurlijke aanpak’ in de verschillende landen nog verschillend wordt ingevuld. De vraag is of de bestuurlijke aanpak gaat over de (systematische) inzet van de bevoegdheden van de besturen tegen georganiseerde criminaliteit, of dat het gaat over bijvoorbeeld het intrekken van vergunningen, het niet mee mogen doen in openbare aanbestedingen, etc.; nog los van wie daarover de beslissing neemt. Hetzelfde geldt voor de termen als ‘administratieve informatie’ en ‘politie-informatie’. In geval van dat laatste: is dat informatie die bij de politie ligt, of is dat informatie die bijvoorbeeld in Nederland zou vallen onder de Wet Politiegegevens? Dit moet nog verder worden uitgezocht. Natuurlijk hebben we ook de werkwijze van ENAA en hun projecten voor de komende tijd beter leren kennen. Daardoor hebben we een betere blik op potentiële samenwerking in de toekomst.
Als volgende stap is er een voornemen geuit om bovenstaande vraag, over de term politie-informatie, te gaan beantwoorden. Ook zou onderzocht moeten worden hoe er in internationale context omgegaan moet worden wanneer men informatie wenst uit te wisselen die in het ene land administratieve informatie is, maar in het andere land politie-informatie.